Synoniem van uitstorten

uitstorten - regelmatig werkwoord
uitspraak: uit-stor-ten

1. ergens uit vandaan stoten
♢ tijdens het vrijen wordt het zaad uitgestort
2. de inhoud eruit gooien
♢ je moet de mand met druiven uitstorten in de kuip
1. zijn hart, zijn gemoed uitstorten
[zeggen wat je op het hart hebt]

Regelmatig werkwoord: uit-stor-ten
ik stort uit (... ik uitstort)
jij/u stort uit (... jij uitstort)
hij/zij stort uit (... hij uitstort)
wij/zij/jullie storten uit (... wij uitstorten)
ik/jij/u/hij/zij stortte uit (... ik uitstortte)
wij/zij/jullie stortten uit (... wij uitstortten)
hij heeft uitgestort
de/het/een uitgestorte ....
uitstortend, uitstortende