Het is Godgeklaagd
Ontleend aan 1 Sam. 7:2: ‘En het geschiedde, van die dag af, dat de Arke des Heren te Kirjath-Jearim bleef, en de dagen werden vermenigvuldigd, en het werden twintig jaren; en het ganse huis van Israël klaagde den Here achterna.' Vgl. Klaagl. 3 : 39: ‘Wat klaagt dan een levend mens? Een ieder klage vanwege zijne zonden'. De uitdrukking wordt gebruikt om zijn diepe verontwaardiging te kennen te geven