’t Zijn zijn eigen luizen die hem bijten

’t Is zijn eigen schuld als hij nu te lijden heeft; hij wordt

’t Zijn zijn eigen luizen die hem bijten

voor zijn eigen fouten gestraft; ook: ’t zijn zijn eigen bloedverwanten die hem last aandoen

Het zijn zijne eigene luizen die hem bijten

Het is zijn eigen schuld

Zijn eigen honden bijten hem

Hij wordt het slachtoffer van zijn eigen daden, ondervindt er zelf de nadelige gevolgen van

Hongere luizen bijten scherp

Iemand die in nood zit, kan zeer agressief zijn

Magere luizen bijten scherp

De mindere mensen zijn dikwijls de slechtste om er mee te handelen

Magere luizen bijten scherp

De mindere mensen zijn vaak de slechtste om mee te handelen

De centen bijten hem

Hij kan niet sparen

De centen bijten hem

Hij kan absoluut niet sparen

De duiten bijten hem

Hij geeft zijn geld uit aan allerlei onnuttige zaken

De duiten bijten hem

Hij verspilt zijn geld

Van zijn eigen kantje moeten bijten

Of: Aan zijn eigen kantjes moeten knagen

Van zijn eigen kantje moeten bijten

Zelf zijn zaken moeten bestellen, voor zijn eigen kost moeten zorgen

Iemand erin luizen

Iemand erin laten lopen

Iemands beurs luizen

Behendig hem alles afnemen

Die met een bedelaar vecht, wint niets dan luizen

Met wie men verkeert, wordt met geëerd

Iemand zijn beurs luizen

Iemand geld ontfutselen

Vertrek met uw luizen

Maak dat ge wegkomt

Vertrek met uw luizen

b. v.: Pak je biezen

Luizen met steerten krijgen

Verarmen

Iemand er in luizen

Iemand verraden, melding van iemands overtreding maken. Men bedoelt ermee: in de gevangenis of in het arrestantenlokaal draaien

Alle honden bijten de hond, die onder ligt

De zwakke moet het meestal ontgelden

Dat hout is hem te hard om in te bijten

Het gaat boven zijn krachten; het is geen spekje voor zijn bekje

Dat is de hond niet, die ons bijten zal

Wij hebben daar niet veel van te vrezen

Dat is de hond niet, die ons bijten zal

De hond is over tafel gesprongen

Dat is de hond niet, die ons bijten zal

Gij komt te laat om te eten

Dat komt gelijk de luizen

(Z. N.) Dat komt vanzelf, ongevraagd

Dat komt gelijk de luizen

Een luis in ’t oor hebben

Dat komt gelijk de luizen

Ongerust zijn (b. v. omdat men een voorgevoel van iets heeft)

Hij is uit de luizen

Hij is uit een netelige toestand gered
toon meer resultaten