Dat zijn ze (niet), die het Wilhelmus blazen
Volgens het verhaal zond prins Willem I eens een spion naar het Spaanse leger, die gevangen werd genomen en naar de galg werd verwezen. Hij hoorde intussen een paar Spanjaarden op de trompet blazen. De prins, de gevangenneming van zijn spion vernomen hebbende, zond enkele ruiters om hem te bevrijden. De Spanjaarden speelden een Spaanse krijgsmars, hetgeen de spion deed uitroepen: ‘Dat zijn ze niet, die het Wilhelmus blazen’. Kort daarop bliezen de ruiters van de prins het Wilhelmus, waarop de spion van blijdschap opsprong met de woorden: ‘Dat zijn ze, die het Wilhelmus blazen!’ Daarop vluchtten de Spanjaarden en de spion kwam vrij. Minder waarschijnlijk is dat de herkomst moet worden ontleend aan de hoornblazer, die tijdens de Tiendaagse Veldtocht door beide benen werd geschoten, doch niettemin, al zittend, op zijn instrument bleef blazen. Voor zijn heldhaftigheid kreeg hij van een dame een zilveren tabaksdoos, (gevuld met gouden dukaten), waarop het randschrift: ‘Dat zijn ze, die het Wilhelmus blazen’