Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

soof (2)

betekenis & definitie

(studententaal) iemand die voortdurend met z’n neus in de boeken zit; studiebol. Misschien een verkorting van filosoof.

Soof! Je lult als een boek. (J. Kneppelhout, Studentenleven, 1844)

Soof: stuud. ‘Altijd denkertjes en wijze opmerkingen van die soof.’ (Mare Hofkamp en Wim Westerman, Aso’s, Bigi’s, Crimi’s. Jongerentaalwoordenboek, 1989)

< >