(studententaal) iemand die voortdurend met z’n neus in de boeken zit; studiebol. Misschien een verkorting van filosoof.
Soof! Je lult als een boek. (J. Kneppelhout, Studentenleven, 1844)
Soof: stuud. ‘Altijd denkertjes en wijze opmerkingen van die soof.’ (Mare Hofkamp en Wim Westerman, Aso’s, Bigi’s, Crimi’s. Jongerentaalwoordenboek, 1989)