Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

snurker

betekenis & definitie

(vreemde) snuiter. Ook gebruikt voor een ‘snoever’ of ‘blaaskaak’.

In het Bargoens van begin twintigste eeuw betekende het nog ‘iemand die op de gelegenheid loert om iets buit te maken’.Daar hei je die snurker óók al. (De Groene Amsterdammer, 30/07/1911)

Je hebt, net als u zelf al zei, zo’n hoop snurkers, die maar bijlopers zijn. (Willem van Iependaal, Lord Zeepsop, 1937)

Daar lopen die snurkers van artiesten rond op sandalen en ongekamde sikken, misschien is het daar een beetje jovialer boel. (Het Vaderland, 17/03/1940)