Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

krukkebeen

betekenis & definitie

knoeier, sukkel, kruk. Volgens Van Dale gewestelijk.

‘Krukkebeentje!’ riep een Brusselsche straatjongen. ‘Klein Duimpje!’ zeide een ander. En als er nu een fijn, piepend stemmetje tusschen de twee krukken uit kwam, baauwden en piepten al de jongens haar na. Dat was een pret! (C.E. van Koetsveld, Sprookjes in den trant van Andersen, 1858)

< >