Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

kattenkop

betekenis & definitie

kwaad meisje; kattige vrouw.

Dot was de grootste kattekop, die op twee beenen rondliep. Ze vermaakte hem met haar vinnigheden. (Cissy van Marxveldt, Een zomerzotheid, 1927)

zo’n kattekop, als Treed. (F.J. de Clercq Zubli, De blijde stilte, 1937)

Het leek warempel wel of tweelingen iets minderwaardigs waren. Wat een kattekop! (Diet Kramer, Roeland Westwout. Roman over jonge menschen, 1940)