saaie, stijve vent. Pierlala is de naam van een kluchtig personage, bezongen in een zeventiende-eeuws lied.
Douw je soort, dooie! (A.M. de Jong, Notities van een landstormman, 1917)
Waar ben je gistermiddag gebleven, dooie, om half twee was je nog niet op de gracht. (Theo Thijssen, Kees de jongen, 1923)
En dan komt er een dooie pier in ’n streepjesbroek, die de tent moet openen. (Jan Mens, De kleine waarheid, 1967)