Gepubliceerd op 20-07-2020

Wichelen

betekenis & definitie

vermoedelijk frequ. van wijden of wijen (z. d. w.), Os. wihjan, van een adj. wih (Mhd. wiek) = gewijd, heilig. Wichelen zou dus zien op de gewijde handelingen der priesters om de godspraak te vernemen. Ook wikken was vroeger waarzeggen, wichelen: „Onder de Grieken wikte men uit het niesen”. — „Dat is een waarzegster of wikster".