Gepubliceerd op 08-01-2020

Stáchys sylvática: Bosandoorn

betekenis & definitie

Deze soort verschilt van de vorige vanwege de groeiplaats, onder meer in het bos (sylvatica : bosbewonend), de meer eironde bladeren en de meer donkerrode bloemen. Een andere naam van deze soort is Bosnetel, die geen nadere toelichting behoeft, gezien hetgeen over netel bij de Moerasandoorn medegedeeld is.

Een overeenkomstige naam Waldnessel treffen we in 1546 aan bij H. Bock.In oude kruidboeken komt men ook de naam Stinknetel tegen, en wel vanwege het feit dat de bladeren niet aangenaam ruiken. Men beschreef haar onder de Latijnse benaming Unica foetida maxima, hetgeen wil zeggen Grote stinkende brandnetel; zoals bekend is Urtica thans de Latijnse naam voor het geslacht Brandnetel. Hier ligt hoogstwaarschijnlijk ook de verklaring waarom de Moerasandoorn (zie aldaar) de naam kreeg van Modderbrandnetel. Vele namen zijn vaak geen echt spontane volksnamen maar zijn overgenomen uit oude kruidboeken of vertalingen. Andere kruidkundigen zagen in de bloemen en bladeren verwantschap met de Dovenetelsoorten en beschreven de Bosandoorn als Lamium maximum sylvaticum foetidum, of vertaald als Grote (foetidum :) stinkende bosnetel. Hier komt de verwantschap (beide geslachten behoren tot de Lipbloemigen) met Lamium : Dovenetel goed naar voren.

De onaangename geur heeft waarschijnlijk ook aanleiding gegeven de plant niet als geneeskruid aan te wenden. Wel vinden we vermeld dat zij gebruikt werd bij koliek en als urineafdrijvend middel. Ook schreef men haar maandstondenverwekkende eigenschappen toe.

Bij Heukels vinden we nog vermeld Kwijlwortel en Speekselkruid, echter zonder enige plaatsaanduiding. De namen zullen wel te maken hebben gehad met het gebruik om kwijlzieke en speekselafgevende koeien te genezen. Of dit werkelijk zo geweest is hebben we tot nu toe niet kunnen achterhalen. Ook de Bosandoorn werd onder de drempel gelegd om allerlei kwade invloeden buiten de deur te houden. Om boze geesten te verdrijven werd de plant als een soort wierook gebruikt en in huis verbrand. Dit gebruik zal wel van Romeinse oorsprong zijn, want Lucanas vermeldt dit reeds in zijn Pharsalia, en dit gebruik is dus later door andere volken overgenomen.