Gepubliceerd op 09-12-2019

Digitális | Digitális purpúrea: Vingerhoedskruid

betekenis & definitie

De geslachtsnaam Digitalis is afkomstig van het Latijnse woord digitus: vinger, en digitalis beduidt vingerhoed of handschoen, naar de vorm van de bloemkroon. De naam is door L. Fuchs (Vingherhoetcruyt) zeer toepasselijk gekozen en hij geeft behalve een goede wetenschappelijke beschrijving, ook een goede afbeelding in zijn Neu Kreuterbuch van 1543.

De Latijnse soortnaam duidt op de purperroodachtige kleur van de bloem.Het is opmerkelijk dat een dergelijke grote en opvallende plant, die ook in het zuidelijke deel van Europa voorkomt, niet door de Ouden voor een of ander geneeskundig doel gebruikt werd. Zou de giftigheid hier een rol gespeeld hebben? Onder het hoofd ‘Van Vingherhoet-cruyt oft Digitalis’ schrijft Dodonaeus zelf onder meer: ‘nochtans soo en wordet nergens in ghebruyckt of bij eenighe drancken oft geneesmégelingen gedaen: de Bloeme is alleen aengenaem oft gesocht/ ende in de hoven onderhouden/ om sijn gedaentes ende aerdicheyts wille’, terwijl van Ravelingen eraan toevoegt dat het kruid onder meer gebruikt werd omdat het ‘doet taeye fluymen lossen ende rijp worden.’ In 1682 geeft P. Nijlandt in zijn Herbarius het volgende recept: ‘Om de gal- en waterachtige vochtigheden af te zetten: Neemt van het kruydt twee handen vol/ snijt het kleyn/ koockt het in een half pint Water of Wijn/ tot dat de helft versoden is/ en geeft het op een reys in.’ Hij beroept zich daarbij op M. Lobelius die een ‘Kruydtboeck’ schreef dat in 1581 te Antwerpen verscheen. Volgens H. Marzell werd de plant reeds heel vroeg voor medische doeleinden aangewend, want in een medisch handschrift uit ii2 Wales uit de dertiende eeuw, genaamd ‘Meddygon Myddfai’, vinden we recepten waarbij het kruid wordt aanbevolen bij abcessen, zweren en hoofdpijn. Grote bekendheid kreeg het Vingerhoedskruid pas toen de Britse arts W. Withering (1741-99) in 1785 een boekje deed verschijnen: ‘An Account of the Foxglove,’ waarin hij mededeelde dat het een uitstekend middel was tegen waterzucht. Hij beriep zich op de familiepapieren van een oud kruidenvrouwtje uit Shopshire, die de plant aanbeval bij lijders aan genoemd euvel. De plant werd later vooral gebruikt bij harttherapie en wordt wel als het waardevolste geneeskruid beschouwd. In de Nederlandse Farmacopee komt men de plant tegen onder het hoofd: Folia Digitalis of Digitalisbladen. Aangezien de vraag naar het kruid zeer groot is, wordt het speciaal gekweekt en ingevoerd. Het giftige digitaline werd pas in 1824 door Le Royer uit de bladeren geïsoleerd en niet in 1868 door Homolle, zoals ook beweerd wordt. De naam Vingerhoedskruid vinden we door geheel ons land, met enkele kleine verschillen, zoals Vingerhoed, Vingerhoedjes. In Waterland spreekt men niet onaardig van Pijpekop, hierbij wordt een vergelijking getrokken tussen de vorm van de bloem en de stenen kop van een ouderwetse tabakspijp. Poppeschoentje in Oost-Brabant is een naam die eveneens op de vorm van de bloem gebaseerd is, zoals dit ook het geval is met Judasbeurzen in Zeeuws-Vlaanderen. De naam Slangenbloemen in de Achterhoek kreeg het Vingerhoedskruid omdat men beweerde dat slangen zich tussen de planten ophielden. Ook vertelde men elkaar dat elfen en kabouters de bloemen als een soort hoofddeksel bezigden. Men beweerde dat de heksen het kruid gebruikten om het in hun heksenzalf te verwerken of in hun brouwsels te mengen.

Het is thans een geliefde tuinplant geworden, die in allerlei kleurvariëteiten te verkrijgen is.