Cornelis Hund (‘Cor’) geb. Amsterdam 1 december 1915. Woonde en werkte in deze stad, Groningen (van 1921 tot 1923); sinds 1924 in Amsterdam.
Leerling van de Grafische School aldaar o.l.v. Trompetter en J. Ligter en de Rijksakademie te Amsterdam o.l.v. G. W. C. Rueter, G. B. J. Westermann, H. J. Wolter en J. Bronnen Schildert, tekent, aquarelleert landschappen, figuren, portretten, stillevens en straattaferelen en beeldhouwt in ’t algemeen de menselijke figuur in figuratieve stijl. Verkreeg de Cohen Gosschalkprijs, koninklijke subsidie voor de schilderkunst. In 1947 de Prix de Rome, monumentale en versierende beeldhouwkunst.
Gaf 1½ jaar les aan de Akademie v. B.K. in Den Haag (afd. beeldhouwen), 16 jaar lector en 2 jaar buitengewoon hoogleraar aan de Rijksakademie te Amsterdam en sinds 1 september 1966 hoogleraar aan de afd. Beeldende kunsten in verband met de architektuur.
Gaf les aan W. Blees, A. C. Boucher, L. J. A. van Dijk, E. M. Eerdmans, A. Haijtsma, F. Henstra, H. M. Hoogeboom, F. A. W. M. van Kalmthout, J. G. A. Kwanten, S. Meijer, J. G. M. barones van Panthalon van Eek, H. J. Reijers, H. Vree. Lid van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers, de Hollandse Aquarellistenkring en de Federatie van Beeldende kunstenaars.
Centraal Museum Utrecht: blinde man (brons). Rijkscollectie: baby in stoel (graniet); vrouw op stoel (enville); het gezin (brons); Lazarus (kalksteen); uitdrijving uit het paradijs (brons); portretstudie (brons).