De basis van projectieve identificatie is splitsen: 'verboden gevoelens zoals woede, of seksuele gevoelens worden afgesplitst en geprojecteerd op de ander'.
Het verwijst dus naar het verschijnsel dat tegengestelde affecten niet te verdragen zijn in het individu. Daarbij is het gedrag zo, dat onbewust in de ander de verdrongen gevoelens worden opgeroepen en deze zich ook werkelijk boos of seksueel geprikkeld voelt. Met deze gevoelens kan men zich vervolgens wel identificeren.
De ander wordt nu beleefd als bovenmatig boos of erotiserend waarover de persoon met een persoonlijkheidsstoornis zich gekwetst en beledigd kan voelen. Zo zal bijvoorbeeld de narcistische persoonlijkheid zijn gevoelens van inferioriteit en schaamte projecteren op anderen. Daarmee mobiliseert de persoon bij anderen gevoelens van hoop en reddersfantasieën.