(République du Tchad), republiek ten noorden van Centraal-Afrika, begrensd door Libië, Soedan, Centraalafrikaanse Republiek, Kameroen, Nigeria en Niger, 1 284 000 km2, 4594000 inw. Hoofdstad: N’Djamena.
BEVOLKING
Tsjaad heeft een snel groeiend inwonertal dank zij zijn hoog geboortenoverschot. De geboortenen de sterftecoëfficiënt bedragen resp. 44 ‰ en 22 ‰. Slechts 18 % van de bevolking woont in steden. De beroepsbevolking telt 1,7 mln. personen, van wie 84 % werkzaam is in de landbouw. In het buitenland zijn permanent 220 000 mannen werkzaam.
ECONOMIE
Slechts 2,4 % van de oppervlakte (3,1 mln. ha) is in gebruik als akkerland. Het belangrijkste exportprodukt is katoen (26000 t; 50 % van de exportwaarde). 35 % van de oppervlakte wordt gebruikt voor de veestapel, die 3,8 mln. runderen, 2,3 mln. geiten, 2,3 mln. schapen en 420000 kamelen omvat.
Tjsaad behoort tot de armste landen ter wereld. De economie heeft veel te lijden van de aanhoudende burgeroorlog.
POLITIEK
De Libische president Kadhafi kondigde op 6.1.1981 een fusie aan van zijn land met Tsjaad. De Gouvernement d’Unité National de Transition (Overgangsregering van nationale eenheid, GUNT) van president Goukouni Oueddei bleek echter onder druk te hebben ingestemd met de plannen en zocht toenadering tot de andere buurstaten. Op de Frans-Afrikaanse top van nov. 1981 in Parijs hernieuwde Oueddei zijn oproep tot de vorming van een Panafrikaanse vredesmacht. De Libiërs ontruimden onmiddellijk Tsjaad, met uitzondering van de noordelijke, door hen opgeëiste Aouzoustrook. Een haastig samengestelde troepenmacht van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAE), met vooral Nigeriaanse, Senegalese en Zaïrese soldaten, had vanaf het begin met ernstige logistieke problemen te kampen en trad niet op tegen de guerrillastrijders van Hissène Habré, die op 7.6.1982 met zijn Forces Armées du Nord (FAN) de hoofdstad opnieuw kon bezetten. De meeste Afrikaanse landen erkenden hem daarop als staatshoofd.
Libië daarentegen nam Oueddei op en bleef hem steunen. In jan. 1983 had hij in het Tibestigebergte een nieuw legertje gevormd. Zijn Armée de Libération Nationale (ALN) begon meteen een woestijnguerrilla tegen de troepen van president Habré; dit leger was intussen omgedoopt tot Forces Armées Nationales Tschadiennes (FANT). Onderhandelingen met de Libiërs in Ndjamena braken af. Kolonel Kadhafi’s eisen waren ook niet mis: de bevestiging van het ‘Arabische karakter’ van Tsjaad, een stevige militaire alliantie tussen beide staten en een erkenning van de annexatie van de Aouzoustrook.
In mei 1983 laaiden de gevechten tussen de ALN en de FANT hoog op. De strategische oase van Faya-Largeau, 800 km ten noorden van de hoofdstad, viel op 24.6.1983 een eerste keer in Oueddeis handen. Op 6 juli konden de rebellen van de ALN doorstoten tot Oum Chalouba en twee dagen later viel ook Abéché, de hoofdplaats van oostelijk Tsjaad.
De pro-westerse Afrikaanse staten bliezen groot alarm. Vanaf 28 juni begonnen Egypte, Soedan en Frankrijk met de levering van honderden ton materiaal aan de troepen van president Habré. In een groots gebaar stuurde ook de Zaïrese president Moboetoe op 3 juli een afdeling para’s naar Tsjaad. Bij die eerste 250 man voegden zich later nog 1750. Zij bleven in de omgeving van N’Djamena gelegerd. De massale hulp deed de krijgskansen keren. Op 12 juli kon het regeringsleger Oem Chalouba en Abéché heroveren en Faya-Largeau werd op 30 juli door de FANT ingenomen.
Een speciale commissie van de OAE riep de strij- dende partijen op 16 juli op tot onderhandelingen, terwijl het conflict naar een nieuwe climax dreigde toe te groeien. De Libische luchtmacht viel de noordelijke FANT-stellingen aan. Frankrijk en de VS verschilden van mening over de aanpak van het probleem. De Amerikaanse regering wilde de confrontatie met Kadhafi niet langer uit de weg gaan. Op 1 aug. kwam het tot een nieuw luchtincident tussen Amerikaanse en Libische jachtvliegtuigen boven de Golf van Sirte en Washington stuurde meteen ook voor het eerst militaire instructeurs naar Tsjaad. De socialistische regering in Parijs was verbolgen over die ‘inmenging’ in de traditionele Franse ‘jachtzone’.
Parijs omschreef de Tsjadische kwestie als een ‘burgeroorlog met internationale verwikkelingen’ en trad verzoenend op tegenover Libië. Maar op 10 aug. heroverden Oueddei’s manschappen Faya. Gelijktijdig met Amerikaanse legeroefeningen in Egypte (Bright Star m) startte Parijs dan toch de Operatie Manta. In de daaropvolgende dagen bakenden bijna 3000 Franse soldaten een ‘rode lijn’ af die Tsjaad in tweeën verdeelde op 14 °NBr. Habré was het met die defensieve Franse opstelling niet eens, maar onder Franse druk moest hij wel instemmen met nieuwe onderhandelingen onder supervisie van de OAE. Zowel Oueddei als Habré bleven echter op hun standpunt staan en de verzoeningsconferentie, die gepland was voor begin jan. 1984 in Addis Abeba, kwam nooit van de grond.
Op het einde van de maand mislukte de poging van Oueddeis ALN om de Frans-Tsjadische linies bij Ziguey te doorbreken. Als reactie verlegden de MANTA-troepen de ‘rode lijn’ 100 km naar het noorden. Oueddei werd met deserties geconfronteerd en de Libiërs zagen in dat zij met hun logistiek de minderen van de Fransen waren. Eind jan. 1984 bracht de Franse minister van Buitenlandse Zaken, C.Cheysson, een bezoek aan kolonel Kadhafi in Tripoli. Dit was mogelijk door de voorbereidende contacten die de Franse socialistische volksvertegenwoordiger en persoonlijke vriend van president Mitterrand, R.Dumas, al sinds het midden van 1983 had gelegd. Frankrijk wees Kadhafi’s suggestie van de hand om zowel Habré als Oueddei aan de kant te schuiven en door een nieuwe figuur te vervangen.
Op 7.4.1984 kwamen zeven Franse soldaten door een ongeval om het leven. Kadhafi schakelde intussen de Oostenrijkse ex-kanselier B.Kreisky in om Parijs een troepenterugtrekkingsakkoord voor te stellen, ook zonder intem-Tsjadisch akkoord. Toen Parijs bleef dralen, gooide Kadhafi het over een andere boeg. Hij onderhandelde met Marokko over een unieverdrag. Op 13 aug. werd dit in het plaatsje Oujda met succes bekroond. Habré verloor daardoor een belangrijke bondgenoot in de figuur van koning Hassan II.
Tijdens zijn toespraak ter gelegenheid van de 15e verjaardag van de Libische revolutie op 1 sept., bedreigde Kadhafi Frankrijk met een nederlaag, zwaarder dan die van Dien Bien Phoe. Veel indruk maakte dit in Frankrijk niet. In N’Djamena had Habré op 24 juli zijn regeringsbasis verstevigd, terwijl Oueddeis GUNT in aug. verzwakt was doordat een aantal dissidente kopstukken naar Bourkina Fasso vluchtten. Bovendien bleef Libië Parijs via diplomatieke kanalen sussen. Op 15—16 sept. kwam minister Cheysson andermaal naar Tripoli. Op 17 sept. maakte hij bekend dat er een akkoord tot stand was gekomen om de Libische en Franse troepen van 25 sept. terug te trekken.
Tsjaad moest uiterlijk op 15 nov. ontruimd zijn. Habré voelde zich bekocht en vertraagde de uitvoering door te weigeren waarnemers uit Benin toe te laten. Toch trokken de Fransen op 29 okt. hun laatste troepen op N’Djamena terug.
Terwijl eind okt. 1984 nieuwe onderhandelingen tussen Oueddei en Habré in Brazzaville afsprongen, werd de omvang van de droogteramp in Tsjaad steeds duidelijker. Tienduizenden werden met de hongersdood bedreigd.