Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Patočka, jan

betekenis & definitie

Tsjechisch filosoof en strijder voor de burgerrechten, *1.7.1907 Tusnor (Bohemen), ♰13.3.1977 Praag. Patočka studeerde aan de Karels-universiteit te Praag, aan de Sorbonne en aan de École des Hautes Etudes te Parijs, waar hij gastcolleges van E.Husserl volgde.

Hij rondde zijn studie af bij N.Hartmann in Berlijn en bij M.Heidegger in Freiburg. In 1937 promoveerde hij op de dissertatie Die natürliche Welt als philosophisches Problem. In de oorlogsjaren doceerde Patočcka in Praag. Bij de communistische machtsovername in 1948 verloor hij zijn professoraat aan de filosofische faculteit aldaar. In de volgende jaren verzorgde hij de uitgave van de volledige werken van Comenius, waarna hij zijn studie van de fenomenologie kon voortzetten. Dit resulteerde o.a. in een vertaling van Hegels Phänomenologie des Geistes en van diens Ästhetik. Tijdens de Praagse Lente van 1968 werd hij gerehabiliteerd en aangesteld tot hoogleraar aan de Karels-universiteit. In 1970 werd hij echter gedwongen met pensioen te gaan.

Hij kreeg een publikatieverbod. Eind 1976 werd Patocka spreekbuis van de Praagse beweging voor burgerrechten, die zou leiden tot het manifest Charta 77 (zie aldaar). Een onderhoud in Praag met de Ned. minister van Buitenlandse Zaken Max van der Stoel in 1977 wekte de ontstemming van de Tsjechoslowaakse autoriteiten. Patočka werd aan een politieverhoor onderworpen en stierf negen dagen later aan een hartaanval.