Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Kernenergie

betekenis & definitie

v., energie aanwezig in de kern van een atoom, m.n. de benutting daarvan.

(e) Eind 1982 waren in de wereld 294 kerncentrales operationeel, met een totaal vermogen van 173 108 MWe; het aantal in aanbouw zijnde centrales beliep 215, met een vermoedelijk totaal vermogen van 197 860 MWe; het aantal geplande centrales bedroeg 156, met een geprojecteerd totaal vermogen van 152 605 MWe. Die aantallen lagen ver beneden de prognoses die daarover in het begin van de jaren zeventig waren gemaakt toen de kernenergie nog uitzicht had op een onbelemmerde ontwikkeling.

De vertraging in de bouwprogramma’s had verscheidene oorzaken. De antikernwapenbeweging breidde zich sterk uit in de tweede helft van de jaren zeventig en kreeg duidelijk invloed op de politieke besluitvorming. Dat leidde in een aantal landen tot stopzetting van de nucleaire programma’s. Zo moest de Oostenrijkse regering een referendum houden over de ingebruikneming van de 692 MWe-reactor van Zwentendorf, waarvan de bouw 8,5 mrd. schilling had gekost. Bij het referendum dat op 5.11.1978 plaatshad, sprak 50,47 % van de bevolking zich uit tegen een nieuwe reactor. De uitslag van het referendum had tot gevolg dat het Oostenrijkse parlement op 15.12.1978 het Atomsperrgesetz goedkeurde. Die wet verbiedt de bouw of de ingebruikneming van centrales waar door middel van kernsplijting elektrische energie wordt opgewekt.

In verscheidene andere Europese landen leidde het meningsverschil omtrent het gebruik van kernenergie tot openbare hoorzittingen, de oprichting van bijzondere commissies en uitvoerige energiedebatten. Ook kerken en vakbewegingen namen evenals milieubewegingen aan de discussie deel.

In Nederland hield men de zgn. brede maatschappelijke discussie (BMD). In jan. 1983 publiceerde de stuurgroep het Tussenrapport. Dat rapport leverde de grondslag voor de discussies die in de daaropvolgende maanden onder de bevolking werden georganiseerd. In het voorjaar van 1984 kwam de stuurgroep met haar eindrapport. Belangrijke uitkomsten van de BMD waren beperking van het energieverbruik en het afzien op dit moment van uitbreiding van de toepassing van kernenergie. Toch kwam de regering medio, 1984 met plannen om het aantal kerncentrales met vier uit te breiden.

Een tweede oorzaak met verstrekkende gevolgen voor de hele nucleaire industrie was het reactorongeval van 28.3.1979 in de centrale van Harrisburg (VS). Dit incident gaf aanleiding tot controles van de veiligheidssystemen in vele centrales en tot een reeks nieuwe, strengere veiligheidsvoorschriften, waardoor de bouwkosten van kerncentrales stegen. Die hogere kosten en de zeer lange vergunningsprocedures deed een aantal elektriciteitsmaatschappijen, vooral in de VS, besluiten hun nieuwbouwplannen te wijzigen. Dit werd in de VS nog in de hand gewerkt door het elektriciteitsverbruik, zodat in de meeste geïndustrialiseerde landen de plannen voor nieuwe centrales moesten worden teruggeschroefd.

In sept. 1979 werd in België de interministeriële commissie voor nucleaire veiligheid geïnstalleerd. Zij had tot doel betere veiligheidsplannen voor alle kerncentrales te ontwerpen. In april 1982 publiceerde het Ministerie van Economische Zaken de geactualiseerde versie van het rapport van de Commissie van Beraad inzake Kernenergie, die beter bekend is als de Commissie der Wijzen. Het basisrapport van die commissie dateerde van mrt. 1976. Op grond van de onderzochte groeihypothesen en met inachtneming van hetzij een participatie in de Franse kerncentrale van Chooz, hetzij de bouw van steenkolencentrales, hetzij de toepassing van een gecombineerde produktie, kwam uit het bijgewerkté rapport het besluit te voorschijn dat ‘de behoeften aan bijkomende kerncentrales zijn begrepen tussen geen enkele en twee centrales die operationeel worden in de periode 1991-95.

In de lidstaten van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) nam de opwekking van elektriciteit via kerncentrales in 1982 met 8,3 % toe. Het aandeel van kernenergie in de gezamenlijke elektriciteitsproduktie van de OESO-landen steeg van 13,1 % tot 14,8 %. Volgens de OESO zal dat aandeel in 1990 24 % bedragen en in 2000 29 % bereiken. In een aantal lidstaten was de 25 % al overschreden in 1982, nl. in Finland (40,3 %), Frankrijk (38,7 %), Zweden (38,65 %), België (28,2 %) en Zwitserland (28,2 %). Er waren in de OESO-landen 220 reactors in gebruik en 149 in aanbouw; 22 projecten werden geschrapt, waaronder 20 in de VS.