Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Deregulering

betekenis & definitie

v., het streven tot vermindering en vereenvoudiging van bestaande en nieuwe regels en wetten die de overheid oplegt aan het bedrijfsleven.

(e) In het regeerakkoord van het kabinet-Lubbers (1982) is deregulering opgenomen als instrument. Regels ten aanzien van zowel sociaal-economische zaken, steunmaatregelen voor het bedrijfsleven, ruimtelijke ordening als milieubeheer vallen er onder. Ook het bouwrecht staat ter discussie (welstandstoezicht e.d.). Op het terrein van milieuhygiëne streefden verschillende regeringen al naar betere onderlinge afstemming en samenhang van de diverse milieuwetten (zgn. integratie van sectorale milieuwetten).

Voorstanders van deregulering juichen pogingen tot vereenvoudiging van overheidsbemoeienis met het bedrijfsleven toe. Zij wijzen op de voordelen van b.v. het kritisch doorlichten van het Hinderwetbesluit; het streven naar integratie van milieuvergunningen en zelfs een alle aspecten omvattende milieuvergunning; de evaluatie van de gecompliceerde Wet Geluidhinder; het verkorten van de beroepsprocedures; de vereenvoudiging van vergunningen door meer doelvoorschriften in de plaats van procesvoorschriften (meer voorwaarden over het wat dan over het hoe van maatregelen). Critici benadrukken juist de risico’s voor het milieu die aan doorvoering van de voorstellen kleven. Zij wijzen o.a. op: het nemen van richtlijnen van de EG als basis voor Ned. milieunormen (die te slap worden gevonden voor een dichtbevolkt land); het terugdringen van het aantal vergunningen door oversimplificatie in algemene regels, wat controle bemoeilijkt; eenzijdige tendensen door het milieu-instrumentarium niet in zijn totaliteit te bekijken; minder nadruk op preventie door controle achteraf bij milieubeleid (minder voorkomen betekent later meer genezen); afzwakking van milieu-effectrapportering voor bedrijfsmatige activiteiten (minder activiteiten MER-plichtig maken); afzwakking van Wet Gevaarlijke Stoffen.