Puberteit, - die periode in het leven, waarin de geslachtsrijpheid, het vermogen dus tot voortplanting, tot stand komt. In onze omgeving is dit voor meisjes ongeveer 13—14 jaar, voor jongens iets later 15—16 jaar. In de steden treedt in het algemeen de p. wat vroeger op dan op het platteland. In Zuidelijke landen, in de tropen komt de p. op wat jeugdiger leeftijd dan in Noordelijker landen.
Verschillen in ras en klimaat hebben er invloed op. In de puberteitsjaren ondergaat het lichaam een aantal zichtbare veranderingen, die aan het kinderlijk individu den volwassen vorm geven. De z.g.n. secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen zich. Dit zijn voor beide geslachten de terminaalbeharing, de stemwisseling, in het vrouwelijk geslacht, de ontwikkeling der borst en bij den man die van baard en snor. De ontwikkeling dezer kenmerken staat zeker onder invloed van de geslachtsklier. Zie PUBERTEITSKLIER, KLIEREN ZONDER UITVOERBUIS.
