Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Mazarin

betekenis & definitie

Mazarin - (Jules), geboren in 1602 te Pescina, was de zoon van een Siciliaansch edelman, Mazarini. Eerst in Rome, later in Spanje, studeerde hij in de rechten. In 1622 ging hij in pauselijken krijgsdienst, en toen hij in den Mantuaanschen successie-oorlog als pauselijk secretaris optrad, leerde Richelieu hem kennen. Deze bediende zich van hem om Frankrijk’s belangen in Italië te verdedigen.

In 1632 ging M, over in den geestelijken stand en in 1634 vertrok hij als pauselijk nuntius naar het Fransche hof. In 1636 bevond hij zich weer in Rome, waar hij nu openlijk de Fransche belangen bepleitte, totdat hij in 1639 in dienst van Lodewijk XIII trad en door Richelieu in de geheimen van zijn politiek werd ingewijd. Door diens voorspraak werd hij ook in 1642 tot kardinaal benoemd en op zijn sterfbed beval R. hem den koning aan als zijn opvolger. Hij werd dan ook staatsraad en lid van den regentschapsraad. Na den dood van Lod. XIII nam diens weduwe Anna van Oostenrijk hem als haar voornaamsten raadsman in dienst. Hij aanvaardde ten volle de politieke erfenis van R. en erfde daardoor ook de vijandschap van adel en parlement. Op Anna van Oostenrijk had hij een dusdanigen invloed, dat zij, naar men zegt, later een geheim huwelijk met hem sloot.

Van het regentschap der koninginweduwe stelde de hooge adel zich veel goeds voor: de hooge ambten en daarmee het gezag in de regeering zag hij al binnen zijn bereik. Deze partij noemde zich les Importants. Werkelijk ging het hun eerst eenigen tijd voor den wind. Alleen M. stond hun nog in den weg ; reeds maakten zij plannen hem te vermoorden, toen onverwachts de kopstukken der beweging van het hof verbannen of van hun vrijheid beroofd werden. Van nu af regeerde M. In zijn particuliere leven was hij allesbehalve bescheiden en groote sommen gelds verkwistte hij aan zijn behoeften naar weelde. Daarbij verslond de oorlog tegen Habsburg geweldige sommen. Met het beheer der financiën had hij een Italiaansch vriend, d’Emery, belast, en deze, zoo min als M., betoonde zich kieskeurig in het beramen van middelen om aan geld te komen. Dit lokte verzet uit en het parlement van Parijs maakte van die stemming gebruik om M., en met hem het absolutisme, ten val te brengen.

Het verzet groeide aan tot een opstand in Parijs, waartegen het hof stelling nam, zoodat een burgeroorlog uitbrak (zie FRONDE), Wel behaalde M. eerst een overwinning, maar weldra (Febr. 1651) moest hij vluchten. Het parlement deed hem daarop in den ban en de ergernis over zijn persoon uitte zich in tal van venijnige pamfletten (Mazarinades). Ook werden velen zijner aanhangers vermoord. Eerst toen het hoofd der tegenpartij, Condé, verslagen was en overgeloopen naar Spanje, kon M. in Parijs terugkeeren (Febr. 1653). Zijn macht was grooter dan te voren en zijn hebzucht evenzeer. Enorme bedragen wist hij zich toe te eigenen en voor zijn familie zorgde hij, door zijn nichten aan de aanzienlijksten uit te huwelijken. M. behaalde zijn grootste successen in de buitenlandsche politiek : bij den Westfaalschen vrede verkreeg hij voor Frankrijk den Elzas; in 1658 sloot hij een verbond met Cromwell, die hem troepen verschafte voor den strijd tegen Spanje, en bij den vrede van de Pyreneeën (1659) behaalde hij de zegepraal over Spanje. Frankrijk behield de gemaakte veroveringen en Lod.

XIV kreeg de Spaansche infante Maria Theresia tot gemalin, met de belofte van een bruidschat van 500.000 kronen. Wel wist M., dat het verarmde Spanje die som niet kon betalen, maar hij zag daarin juist een prachtige aanleiding, om later aanspraak te maken op een grooter of kleiner deel der Spaansche erfenis. — M. stierf in 1661 en liet een buitengewoon groot vermogen na. Hij schreef: Lettres du card, M., òu l’on voit le sécret de la négociation de la paix des Pyrénées (2 dln. A’dam 1693, en later); Lettres à la reine Anne, la princesse palatine, etc. (Parijs 1836); Lettres relatives à la Fronde (Parijs 1861); Lettres du card. M. pendant son ministère (Parijs 1872). — Litt.: Bazin, Hist. de France sous le ministère du card. M. (Parijs 1842, 2 dln.); Cheruel, Hist. de France sous le ministère M. (Parijs 1883, 3 dln.); B. Cousin, La Jeunesse de M. (Parijs 1865); G. Masson, Mazarin (Londen 1886); de Cosnac, Mazarin et Colbert (Parijs 1892); Hassall, Mazarin (Londen 1893).

< >