Hannibal (veldheer) - naam van verscheidene Carthaagsche veldheeren, van welke de bekendste is de zoon van Hamilcar Barcas, 246—183 v. C., de held van den wel naar hem genoemden 2den Punischen oorlog. Hij vergezelde als knaap van 9 jaren zijn vader naar Spanje, zwoer hem daar eeuwige vijandschap tegen Rome en groeide er tot een der grootste veldheeren op —eerst onder Hasdrubal en na diens dood (221) opperbevelhebber. In 2 veldtochten veroverde hij toen eerst geheel Hispanië tot aan den Iberus (Ebro) en daagde toen door de inneming en verwoesting van het onzijdige Saguntum (219) Rome tot den strijd uit. Zoo rukte hij in 218 op van Carthago Nova (Carthagena) over de Pyreneeën, door Z.-Gallië en zoo over de Alpen tegen Italië met 60.000 man en 37 olifanten.
In de Po-vlakte versloeg hij met zijn tot op de helft geslonken troepen de Rom. legioenen onder den consul P. Scipio bij den Ticinus en de Trebia. In 217 vernietigde hij een derde leger onder den consul Flaminius bij ’t meer Trasimenus in Etrurië en in 216 een vierde onder de consuls Aemilius Paullus en Terentius Varro bij Cannae in Apulië. Geheel Z.-Italië viel hem hierna bij en hij overwinterde in Capua (216—5). Rome intusschen bracht telkens nieuwe troepen te velde en Hannibal, door Carthago al te zeer aan zijn lot overgelaten, zag zijn legers slinken en ontbood zijn broeder Hasdrubal uit Hispanië. Maar diens nederlaag en dood bij den Metaurus (207) verijdelde zijn laatste hoop en besliste het lot van den krijg.
Niettemin hield hij nog jaren in Bruttium stand, totdat hij in 203 werd teruggeroepen naar Afrika om Carthago zelve tegen P. Scipio te beschermen. De slag bij Zama (202) echter viel noodlottig voor hem uit en na ’t sluiten van den vrede (201) moest hij zijn vaderland verlaten. Eerst zocht hij een toevlucht en hulp bij Antiochus van Syrië (193), wien hij tevergeefs een grootsch krijgsplan tegen Rome aanried, toen (190) bij Prusias van Bithynië, doch ook daar door de Rom. vervolgd, doodde hij zich in 183 door vergif. Zie HANANJA.