Fibulae (Latijn, enkelvoud fibula) noemen de archaeologen de antieke veiligheidsspelden, die al duizende jaren vóór het begin van onze jaartelling in gebruik waren. Oorspronkelijk eenvoudig dubbel gevouwen bronzen spelden namen de f. langzamerhand al meer en meer gecompliceerde vormen aan, die aan den eenen kant de bruikbaarheid verhoogden (een of meer spiralen vermeerderden de veerkracht), aan den anderen het gebruiksvoorwerp tot een schitterend sieraad maakten. Daar de vormen der f. sterk aan mode onderhevig geweest schijnen te zijn, doen zij den archaeoloog een uitstekend middel aan de hand tot het dateeren van vondsten.
In nadere bizonderheden kan hier niet getreden worden, maar bijna ieder museum van oudheden (o.a. dat op het Rapenburg te Leiden) geeft gelegenheid de ontwikkelingsgeschiedenis der f. te bestudeeren. Een handig overzicht er van bestaat nog niet. Voorloopig zie men het uitvoerig artikel in R. Forrer’s Reallexikon (Berlijn —Stuttgart 1907).