Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Eerstelingen

betekenis & definitie

Eerstelingen - (bijb.), oorspronkelijk de eerste vruchten van den akker en de boomen (koren, olijven,druiven); als regel gold bij Israël, dat de opbrengst der eerste drie jaren van vruchtboomen en akkers aan de godheid toebehoorde, en dus aan het profaan gebruik onttrokken was (zie TABOE), Lev. 19,23 vv. Daarenboven werden jaarlijks de eerste vruchten van akkers en boomen aan de godheid (= aan den tempel) gegeven, Deut. 18,4. De hoeveelheid van de te brengen gave was eerst onbepaald, totdat de wet van Deut. (14, 22 vv.) de tienden eischte. Het brengen der e. ging met relig. ceremoniën gepaard, Deut. 26, 5 vv.

Aan dit O.T.-isch gebruik herinneren allerlei toespellingen onder het N.T., waar met E. bedoeld wordt een blij eerste begin, een gelukkige voorsmaak van het betere, dat komt. Zoo is Christus de E. uit de ontslapenen (die opstond), 1 Kor. 15:20, 23; zoo is de Heilige Geest E. van het toekomend bezit, Rom. 8: 23; zoo heeten de eerst toegebrachten uit een landstreek Rom. 16: 5,1. Kor. 16: 15 E.