Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Costa (isaac)

betekenis & definitie

Costa (isaac) - Costa (Isaac da), Nederl. dichter, geboren te Amsterdam, 1798, uit een Portugeesch-Joodsche koopmansfamilie, bezocht in zijn geboorteplaats de Latijnsche, daarna de doorluchtige school, vertrok in 1817 met Bilderdijk, dien hij in 1813 had leeren kennen en aan wiens leiding hij werd toevertrouwd, naar Leiden, promov. in 1818 in de rechtsgeleerdheid, in 1821 in de letteren en de bespiegelende wijsbegeerte, trad in het huwelijk met Hanna Belmonte. In dien tijd verschenen van zijn hand 2 deelen Poëzy, terwijl reeds vroeger zijn Lof der Dichtkunst zeer de aandacht tot zich getrokken had. Onder invloed van Bilderdijk kreeg da Costa groote liefde voor het Christendom; den 20sten October 1822 werden hij, zijn vrouw en Dr. Capadose door Ds.

Lucas Egeling te Leiden gedoopt. Hij vestigde zich te Amsterdam, waar hij zich wijdde aan de letteren, maar vooral aan de godgeleerdheid. Zijn hoofddoel was het bestrijden van het ongeloof en de revolutie. Hiervan getuigen zijn zangen en zijn betrekking tot het reveil, die hem in nauwe aanraking bracht met mannen als Willem de Clercq, Beets, Hasebroek e.a.; zijn Bezwaren tegen den geest der eeuw (1823) kreeg groote vermaardheid en oefende grooten invloed op het godsdienstig denken. In 1839 werd hij lid van het Koninklijk Nederlandsch Instituut, waar hij vele zijner Tijdzangen voordroeg, b.v. Vijf en twintig jaren. Een lied in 1840 en het zeer bekende De slag bij Nieuwpoort. In Wachter, wat is er van den nacht ? (1847) viel hij vooral de Duitsche wijsbegeerte dier dagen aan. Later werd hij bestuurder en voorganger van het Seminarium der Vrije Schotsche Kerk (1852-60).

Hij overleed den 28sten April 1860 en werd begraven in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. In 1906 werd een gedenkteeken op zijn graf geplaatst. Van zijn werken noemen wij, behalve de reeds vermelde: De Sadduceën (1824), Inlichtingen omtrent het karakter van Prins Maurits van Nassau, en de rechtspleging van J. van Oldenbarnevelt (1825), Voorlezingen over de Handelingen der Apostelen (3 dln., Amsterd. 1827), Overzicht van het leven en de werken van W. Bilderdijk en Vrouwe K. W. Bilderdijk (1844), Voorlezingen over de waarheid en waardij der schriften van het O. Test. (2 dln., 1844-48), Eenige opmerkingen omtrent het karakter der Groninger godgel. School (1847), Paulus. Eene schriftbeschouwing (2 dln., 1847), Beschouwing van het Evangelie van Lucas, (2 dln., 1850-52), Israel en de volken. Een overzicht van de geschiedenis der Joden tot op onzen tijd (4 stukken, 1848 en 49), Het oogenblik. Een woord over het ontwerp van Grondwetsherziening (1848), Bilderdijk's Epos of de vijf bestaande zangen van den Ondergang der eerste wareld (Leeuw. 1847), Bedenkingen tegen het synodale plan eener nieuwe Nederd. vert. v. h. N. Test. (Amsterd. 1855), Brief aan den Hoogl. J. H. Scholten, in antwoord op zijne terechtwijzing (Amsterd. 1857), Brief aan Mr.

G. Groen van Prinsterer, bij zijne aftreding uit de 2e Kamer der St.-Gen. en openlijk ter lezing gegeven (Haarlem 1854), De Apostel Johannes en zijne schriften, De mensch en de dichter Willem Bilderdijk, eene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en schriften (1859), Herinneringen uit het leven en den omgang van Willem de Clercq (1850), Opstellen van godgeleerden en geschiedk. inhoud (4 dln., 1860-62), Wat er door de theologische faculteit te Leijden alzoo geleerd en geleverd wordt. Eene stem der smart en des beklags (1857), Brieven, medegedeeld door Mr. Groen van Prinsterer (1830-44) (2 dln. 1872), enz. Poëzie: Alfonsus de Eerste (treurspel, Amst. 1819), Poézij (2 dln., 1822), Geestelijke wapenkreet (1825), God met ons, hymne (1826), Feestliederen (1828), Bilderdijk, Dichtstuk; Aan Nederl. in de lente van 1844 (1844), Zangen uit verscheidenen leeftijd (1847), 1648 en 1848, Gedicht (1848), Hagar (1848), Rouw en trouw (1849), De Chaos en het licht. Een halve-eeuw-lied (1850), Hesperiden (1855), enz. Zie over hem: Mr.

H. J. Koenen, Levensberigt van Mr. Is. da Costa (Hand. der Mij. der Nederl. Letterkunde te Leiden, 1860); Byvanck, De jeugd van Isaäck da Costa; vooral A. Pierson in Oudere Tijdgenooten (2de druk 1904); J. C. Rullmann, Isaäc da Costa, (1915). v. d. Bosch, Een dichterziel (Taal en Letteren IV). J. P. Hasebroek bezorgde zijn Kompleete Werken (3 dln) in 1861 en 62. Verschillende afzonderlijke zangen verschenen in de „Zwolsche Herdrukken” en het „Pantheon,” die zeer aanbevelenswaardig ter inleiding in dezen dichter zijn.

< >