Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Campanus

betekenis & definitie

Campanus - (Johannes), een antitrinitariër, geb. ongev. 1500 te Maeseyck in het bisdom Luik, genoot zijn opleiding te Düsseldorf en Keulen. Hij trad voor ’t eerst op als tegenstander der scholastische leeraars te Keulen, ten gevolge waarvan hij in 1520 of kort te voren van de universiteit aldaar verwijderd werd. Hij verkondigde vervolgens langen tijd de nieuwe leer te Gulik, zoodat hij bij zijne tijdgenooten „Juliacensis” heet en voor een „zeer heftig Lutheraan” gold. In den zomer 1527 ging hij als gouverneur van eenige Guliksche edellieden naar Wittenberg, waar hij 19 Dec.

1528 als student werd ingeschreven. Twee jaren leefde hij hier in alle kalmte en werd als begaafd en ijverig in de studie gewaardeerd. Hij bestudeerde de kerkvaders, uitte in 1529 nog geen kettersche denkbeelden, maar was toen reeds zeer achterhoudend. Hij wilde toen reeds in de hervorming der kerk terugkeeren tot het oudste Christendom; de Wittenbergers gingen hem daarin niet ver genoeg; hij liet Erasmus op zich inwerken en kwam onder den invloed van doopersche meeningen. In 1529 woonde hij het Marburger religiegesprek tusschen Luther en Zwingli bij. Hij beweerde bij die gelegenheid het geschil tusschen hen beiden te kunnen oplossen, omdat hij de eenige juiste verklaring van de instellingswoorden bij het avondmaal zeide te hebben. De Wittenbergers vonden hem aanmatigend en toen hij met Luther zelven wilde disputeeren, weigerde deze hem zulks. Naar Wittenberg teruggekeerd, trad hij steeds beslister op met antitrinitarische, doopersche en antinomistische ideeën.

De keurvorst van Saksen liet hem daarop eenigen tijd gevangen zetten. Bij de samenkomst, die de keurvorst in Maart 1530 met zijn theologen te Torgau hield, om te beraadslagen over de op den a.s. Rijksdag te Augsburg aan te nemen houding, was hij ook tegenwoordig. Hij wilde weer met Luther disputeeren en gaf eene schriftelijke uiteenzetting zijner leer, waarin allerlei dwalingen voorkwamen. Melanchthon drong toen op zijne gevangenneming aan, maar de keurvorst weigerde. In 1531 verliet hij Keur-Saksen vol bitterheid tegen de Hervormers, in de vaste overtuiging dat hij zelf de eenig ware Reformator was, de voornaamste theoloog sedert den tijd der apostelen, die de H. Schrift begreep en de goddelijke mysteriën even goed als de evangelist Johannes, ja nog beter dan deze, verklaren kon. Luther en Melanchthon hielden hem van toen af voor een dweeper en godslasteraar en meenden het door hem verspreide gif het best onschadelijk te kunnen maken door het dood te zwijgen. Een korten tijd was hij vervolgens in Brunswijk, vervolgens weer in Gulik, waar hij tal van aanhangers vond onder de tot het anabaptisme geneigde edelen, mede tengevolge van zijn hartstochtelijke smaadredenen tegen de tyrannie van den „Saksischen Paus” (Luther).

In 1530 gaf hij een boek uit in het Latijn en in ’t Duitsch: Contra (Lutheranos et) totum post apostolos mundum. Een gedrukt exemplaar daarvan is niet bekend, maar wel komen er uittreksels uit voor in een handschrift van Bugenhagen. Eene voor het volk bestemde bewerking van dit boek, uitgegeven door Nie. Franz von Streiften, een zijner aanhangers, en opgedragen aan den Deenschen koning Frederik, verscheen in 1532 getiteld: Göttlicher und heiliger Schrift, vor vielen Jahren verdunkelt und durch unheilsame Lehr und Lehrer (aus Gottes Zulassung) verfinstert; Restitution und Besserung durch den hochgelehrten J. C.. Op sommige Munstersche Wederdoopers en het radicale anabaptisme aldaar heeft hij door zijn geschrift invloed geoefend, maar aan het Munstersche „koninkrijk” heeft hij geen deel genomen; hij was geen man van de daad, maar de katastrophe aldaar heeft hem ook niet ontnuchterd. Ook in de poging tot reformatie van Keulen heeft hij in 1546 zich gemengd en in dat zelfde jaar heeft hij gepoogd met Philips van Hessen betrekkingen aan te knoopen. Zijn excentriciteiten, vooral zijn prediking van het naderend einde der wereld, hebben ca. 1555 er toe geleid, dat de hertog van Gulik hem gevangen liet nemen. Meer dan 20 jaar heeft hij nog in de gevangenis te Kleef en elders geleefd. Pogingen tot zijne bekeering o.a. door bisschop Lindanus van Roermond bleven zonder gevolg.

Hij zelf was verzekerd zoowel van zijn spoedige vrijlating als van het naderend einde der wereld en van het ware herstel der kerk. Zoowel in het een als in het ander van deze idee fixe werd hij beschaamd. Hij stierf in de gevangenis. Campanus was geen onbekwaam man, maar een fantast met een aan waanzin grenzende o vei schatting van zijn eigen persoon, wiens arbeid niet de minste blijvende beteekenis en waarde gehad heeft. Zie over hem: F. Trechsel, Die protest. Antitrinitarier vor Faustus Socin (Heidelberg 1839); K. Rembert, Die Wiedertäufer im Herzogtum Jülich (Berlin 1899).