Johann Joachim, Duits archeoloog en kunsthistoricus, *9.12.1717 Stendal, ✝(verm.) 8.6.1768 Triëst. Winckelmann studeerde theologie te Halle, natuurwetenschappen en filologie te Jena; hij was daarna werkzaam als bibliothecaris.
In 1755 vertrok hij naar Rome, waar hij als bibliothecaris van kardinaal Albani oudheidkundig onderzoek verrichtte (opgravingen te Herculaneum en Pompeii). Sinds 1763 was hij als conservator van de Vaticaanse oudheden belast met de beschrijving daarvan. Door zijn Geschichte der Kunst des Altertums (2 dln. 1764) geldt hij als de grondlegger van de klassieke archeologie en kunstgeschiedenis. Zijn Monumenti antichi inediti (2 dln. 1768), waarin meer dan 200 antieke kunstwerken worden beschreven, o.a. reliëfs en sarcofagen te Rome, toonde aan dat de voorstellingen niet aan het dagelijks leven zijn ontleend, maar aan de Griekse mythen. Winckelmann was de eerste die de Griekse kunst boven de Romeinse stelde, waarmee hij het schoonheidsideaal bepaalde van het (vooral Duitse) classicisme.
LITT. W. Leppmann, J.J. Winckelmann (1971); N. Himmelmann, Winckelmanns Hermeneutik (1971).