v./m., schade aan het gewas die door het wild veroorzaakt wordt.
In Nederland wordt bij wildschade aan gewassen e.d. door het Jachtfonds een tegemoetkoming gegeven, als de schade ontstaan is door het plotseling massaal optreden van dieren of door beschermde diersoorten, waarbij de grondgebruiker al het zijne moet hebben gedaan om de gewassen te beschermen. Het Jachtfonds wordt onderhouden door een omslag op de jachtakten en door een bijdrage van de overheid.
Wildschade in de bosbouw kan direct of indirect zijn. Directe wildschade ontstaat door beschadiging van de bomen die leidt tot verminderde groei of sterfte. Men onderscheidt vreetschade, veroorzaakt door het afvreten van plantedelen, meestal bladeren en takken, maar vaak ook van bast (schilschade). Daarnaast komt veegschade voor doordat hertachtigen, na voltooiing van de vorming van het gewei, de huid die dit tijdens de groei omgaf, tegen bomen en boompjes afschuren. Reeën vegen om hun territorium te markeren met geurstoffen. Bij beide vormen van vegen wordt de bast van de bomen verwond en soms rondom de stam afgestroopt.
Wilde zwijnen kunnen door woelen jonge boompjes ontwortelen. Verder wordt er schade geleden door vertrapping. Vreetschade leidt altijd tot groeiverlies doordat de boom uit zijn reserves de verloren plantedelen moet vervangen. Vooral bij herhaalde vraat kan de boom afsterven. Schilen veegschade veroorzaken wonden die kunnen leiden tot inrotting en daardoor tot vermindering van de houtwaarde of tot breuk van de stam. Doordat het wild bij zijn voedselkeuze voorkeur voor bepaalde boomsoorten vertoont, dreigen deze soorten bij hoge wildstand uit het bos te verdwijnen.
Deze verarming en vermindering van bosbouwkundige mogelijkheden behoort tot de indirecte schade. Een ander indirect effect komt voort uit de bescherming die veelal aan jachtwild wordt gegeven door bestrijding van roofdieren. Hierdoor worden ook de muizen bevoordeeld, wat kan leiden tot volledig uitblijven van natuurlijke verjonging van het bos. Ook de verhoging van de kosten van het bosbeheer door de noodzaak van beschermende maatregelen (afrasteren van jonge beplantingen, bestrijken van boompjes met wildafweermiddelen) behoort tot de indirecte schade. De meest effectieve methode om wildschade te beperken is de regulering van de wildstand op een zodanig niveau dat ook de bij voorkeur aangetaste houtsoorten zich nog spontaan kunnen verjongen. wildschadecommissie.
In België regelen verscheidene wetsbepalingen het verdelgingsrecht van bepaalde wilde diersoorten. Naast de door de Jachtwet geregelde jacht binnen vastgestelde tijdstippen heeft de eigenaar of pachter onverminderd het recht om, zelfs met vuurwapens, wilde dieren die aan zijn eigendommen schade zouden toebrengen, terug te drijven of te doden. Everzwijnen en houtduiven mogen te allen tijde door de grondgebruikers of door door hen aangewezen personen zonder jachtverlof op hun grondgebied worden afgeschoten. Omdat wilde konijnen in Laagen Midden-België vaak een plaag worden voor landen bosbouw, zijn verruimde jachtmogelijkheden voorzien waarmee de wilde-konijnenvangst en -verdelging zijn geregeld. Bovendien heeft de Jachtwet een vergoedingsstelsel ingesteld voor door wilde konijnen veroorzaakte schade aan vruchten en gewassen.