Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Wilderode (anton van)

betekenis & definitie

eigenlijk: Cyriel Paul Coupé, Belg. dichter, * 28.6.1918 Moerbeke. Van Wilderode werd in 1944 priester gewijd, waarna hij klassieke filologie studeerde te Leuven.

In 1946 werd hij leraar poësis te Sint-Niklaas. Zijn eerste dichtbundel, De moerbeitoppen ruischten (1943), viel op door de melodische ritmiek en het oprechte gevoel, dat zich in zijn latere bundels, o.a. Herinnering en gezang (1946), Najaar van Hellas (1947), Het land der mensen (1954) nog heeft verinnerlijkt en verdiept. Van Wilderode werd in 1975 lid van de Koninklijke Academie voor Ned. Taal en Letterkunde. Werken: Het herdertje van Pest (1957), Filip de Pillecyn (1960), André Demedts (1963), Dubbelfluit 1 en 2 (1968), Dier-bare poëzie (1971), Het groot getijdenboek (1971). Uitgave: Verzamelde gedichten 1943—73 (1974).

< >