Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Wil

betekenis & definitie

m. (g. mv.),

1. het vermogen om bewust pogingen te doen tot het verrichten van een handeling; in het gewone spraakgebruik veelal voor een bepaalde toepassing van dit vermogen: een wil uiten, te kennen geven; zich aan iemands wil onderwerpen; uiterste wil, testament; verlangen: alleen de wil om te leven redde de patiënt; waar een wil is, is een weg; tegen wil en dank, met tegenzin, gedwongen; met de beste wil van de wereld kan ik niet komen, hoe graag ik ook wilde; iemand ter wille zijn, hem zijn zin geven, (ook) hem een gunst bewijzen;
2. ter wille van, ten gevalle, ten behoeve van, om te voldoen aan; omwille van de lieve vrede; (ook) wegens, om te verkrijgen;
3. gezindheid in de verb. (mensen) van goede(n) wil (le) (naar Luc.2,14); zijn goede wil tonen, laten zien dat men het goed bedoelt;
4. gading; elk wat wils, voor ieder iets naar zijn gading.

FILOSOFIE

Filosofisch gezien is de wil in ruimere zin het bewuste streefvermogen van de mens. In engere zin spreekt men van wil, wanneer er in het bewustzijn zich een proces afspeelt van overweging van aan elkaar tegengestelde strevingen of beweegredenen, dat dan uitloopt op een bewuste keuze. Het is altijd een moeilijk probleem geweest of deze keuze nu vrij genoemd kan worden of niet ( determinisme, indeterminisme). Er heersen op dit punt grote misverstanden, omdat ook zij die stellen dat de mens niet door aanleg en milieu bepaald is, maar zich kan laten leiden door morele waarden, niet kunnen ontkennen dat deze waarden de mens dan toch motiverend bepalen (determineren). Ook met betrekking tot God kan men stellen dat de hoogste vrijheid in de totale gebondenheid aan God bestaat.

Ook hier zal men om misverstanden te voorkomen zijn begrippen exact moeten bepalen.

PSYCHOLOGIE

Men verstaat hier onder wil de mogelijkheid zich op een doel te richten. Naast niet-driftmatige strevingen worden ook bewuste driftmatige gerichtheden wel tot de wil gerekend, soms ook onbewuste wensen; deze heterogeniteit leidt gemakkelijk tot begripsverwarring.

Kenmerkend voor het willen is de vorming van een besluit. Deze besluitvorming hangt weer samen met tal van andere factoren: de besluitvaardigheid, het afwegen van voor-en nadelen op grond van normen en waarden enz. Het onderzoek naar de wil is dan ook steeds meer kwalitatief geworden: men beschouwt de wil niet meer als een op zichzelf staande, meetbare psychische grootheid, zoals in het begin van de 20e eeuw, maar als een functie die in de psyche als geheel verankerd is en niet los kan worden gezien van de persoonlijke situatie en voorgeschiedenis.

Litt. N. Ach, Analyse des Willens (1935); W. Fischel, Der Wille in psychologischer und philosophischer Betrachtung (1971).