Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Wijs (verstandig)

betekenis & definitie

bn. en bw. (wijzer, wijst),

1. wetend; alleen nog in enige uitdrukkingen: iets wijs worden, het te weten komen; uit iets (niet) wijs kunnen worden, iets (niet) kunnen ontcijferen, lezen; nu ben ik nog even -, weet ik nog niets méér; iemand iets wijs maken (thans aaneengeschreven), het hem doen geloven;
2. verstandig, hetzij veel wetend, geleerd, of veel inzicht hebbend: wijze geleerden; een wijze koning; het kind is wijs voor zijn jaren, heeft meer inzicht dan men op zijn leeftijd verwachten zou; (iron.) zo wijs als Salomo’'s kat; niet goed wijs, niet goed bij zijn verstand; ben je niet wijs ?! doe of spreek niet zo dwaas; wijs handelen; wees wijzer, zie in dat het verkeerd is; de wijste zijn, toegeven, zich schikken; hij is niet wijzer, hij weet niet beter; hij zal wel wijzer wezen, hij zal wel zo verstandig zijn het te laten; door schade en schande wordt men wijs, wordt men voorzichtiger, krijgt men meer doorzicht; niet wijzer van iets worden, er geen voordeel van hebben, er niet op vooruit gaan;
3. wijs met iets zijn, er veel van houden; ook: er veel plezier in hebben.

< >