v./m. (-n), stuk grasland, m.n. blijvend grasland, bestemd om door vee te worden begraasd: de koeien lopen in de iemand de weide insturen,
a. de frisse lucht in of tijdelijk op non-actief;
b. zijn positie ontnemen.
Een weide wordt overwegend gevormd door grassen, of een mengsel van grassen met vlinderbloemigen en andere kruidachtige planten zoals paardebloem en boterbloem; deze laatste worden bij veel voorkomen als ongewenst beschouwd. Wanneer het plantebestand van de weide in een vroeg ontwikkelingsstadium verkeert, heeft het een gunstige samenstelling wat betreft het gehalte aan eiwitstoffen, mineralen en vitaminen en vertegenwoordigt het vrijwel een volkomen voeder. Het geven van weidegang aan de landbouwhuisdieren vindt plaats bij rundvee, schapen en paarden en in een meer beperkte omvang bij fokvarkens. Behalve dat in een goede weide een hoogwaardig en naar verhouding goedkoop voeder beschikbaar is, verkeren de dieren bij weidegang onder bij uitstek gunstige omstandigheden (beweging, licht en frisse lucht), grasland, beweidingsysteem.