Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Watt (james)

betekenis & definitie

Schots ingenieur, * 29.1.1736 Greenock, ✝ 19.8.1819 Heathfield. Watt werd in 1757 werktuigkundige aan de universiteit te Glasgow en vestigde zich in 1759 als zelfstandig instrumentenmaker.

In 1764 werd hem opgedragen een model van de stoommachine van Newcomen te repareren. Dit bracht hem ertoe de geschiedenis van de uitvinding van dit toestel te bestuderen. Hij zette zijn reeds vroeger begonnen proeven aangaande de stoom en de mogelijkheid van zijn toepassing met verrassende resultaten voort, waarbij de leer van de latente warmte vele perspectieven opende. Watts denkbeelden begonnen na zijn vervaardiging van een proefwerktuig de aandacht van de fabrikanten te trekken. In 1774 vestigde Watt zich in Soho bij Birmingham, waar de industrieel M. Boulton een fabriek ter exploitatie van Watts uitvindingen had opgericht.

In 1781 nam hij patent op de dubbelwerkende stoommachine, in 1788 op de centrifugaalregulateur en in 1790 op de manometer. Watt vond verder diverse nieuwe werktuigen uit, o.a. een kopieermachine en een droogtoestel voor weefsels.

Litt. E. Robinson en A.E. Musson, J. Watt and the steam revolution (1969).

< >