Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Vruchtbaarheidsonderzoek

betekenis & definitie

o. (-en), medisch onderzoek naar de mate van vruchtbaarheid van man of vrouw (voor het kunnen krijgen van kinderen is uiteindelijk de combinatie van beider vruchtbaarheid bepalend).

Bij een vruchtbaarheidsonderzoek wordt allereerst een nauwkeurige anamnese opgenomen bij man en vrouw afzonderlijk, zowel algemeen-lichamelijk als sexuologisch, waarna een lichamelijk onderzoek wordt verricht. Van de man wordt daarna een spermamonster onderzocht, bij voorkeur binnen een uur na de zaadlozing. Wordt bij een zaadlozing meer dan 1 cm3 sperma geloosd, met meer dan 20 mln. spermatozoën per cm3 (met 40 % snelle voortbeweging van 60 % van de spermatozoën met normale kopvorm), dan is de man vermoedelijk vruchtbaar. Bij de vrouw wordt onderzocht of de eisprong regelmatig plaatsvindt. Hiervoor bestaat een aantal methoden: het meten van de A-basale lichaamstemperatuur, bepaling van het progesterongehalte van het bloed, de pregnandiolbepaling in de urine, het cytodiagnostisch onderzoek van het vagina-epitheel en het histologisch onderzoek van het baarmoederslijmvlies. Of een eisprong heeft plaatsgevonden is pas absoluut zeker als zwangerschap volgt.

Door microscopisch onderzoek van het cervixslijm kan de beweging van de spermatozoën tot in de baarmoedermond worden onderzocht. Of de eileiders open zijn, kan met diverse methoden onderzocht worden (b.v. hysterosalpingografie, laparoscopie). Na afsluiting van het vruchtbaarheidsonderzoek blijkt in het algemeen dat bij ca. 20 % van de onderzochte echtparen de diagnose steriliteit moet worden gesteld op grond van afwijkingen bij één of beide partners. Bij ca. 60 % van de echtparen is sprake van subfertiliteit. Bij ca. 20 % kan de oorzaak van de verminderde vruchtbaarheid niet worden vastgesteld. Ondoorgankelijke eileiders kunnen soms operatief nog worden gerekanaliseerd. Bij steriliteit van de man kan donorinseminatie aangeboden worden.

LITT. G.Kloosterman (red.), De voortplanting van de mens (1977).

< >