o. (-eren),
1. oud, overgeleverd lied ( volksmuziek);
2. vaderlands lied;
3. het m.n. daartoe aangenomen lied dat symbolisch een volk vertegenwoordigt en bij nationale of plechtige gebeurtenissen wordt gezongen en gespeeld; nationale hymne.
Tot de bekendste volksliederen behoren het Ned. Wilhelmus, de Belg. Brabançonne, de Franse Marseillaise, het Engelse God save the king en het Duitse Einigkeit und Recht und Freiheit (na de Tweede Wereldoorlog de officiële nationale hymne). Sommige van deze liederen ontstonden in tijden van belangrijke historische gebeurtenissen (het Wilhelmus, de Brabançonne en de Marseillaise); andere werden b.v. als resultaat van een prijsvraag gedicht. Ook bevolkingsgroepen die zich een eenheid binnen een natie voelen, kunnen een eigen volkslied bezitten, zoals de Friezen (Frysk bloed tsjûch op!), de Limburgers (Waar in 't bronsgroen eikehout) en de Vlamingen (De Vlaamse leeuw). Laatstgenoemd lied werd in 1974 bij KB tot het officiële volkslied van het gewest Vlaanderen verklaard.