o. (-s), een leger, ingericht op een wijze die het mogelijk maakt de gehele weerbare bevolking onder de wapenen te roepen.
Voor een volksleger moet in de staat algemene dienst-of althans algemene weerplicht bestaan. In beperkte zin kan alleen een zuiver militieleger, met als grondslag algemene dienst-of algemene weerplicht, op de naam volksleger aanspraak maken. Dit leger kent, met zeer weinig uitzonderingen, geen vrijwilligers, niet in het hogere, noch in het lagere kader, maar alleen militiekader (reservekader). Alle weerbare burgers komen bij tussenpozen, althans in vredestijd, gedurende zeer korte tijd in werkelijke dienst. Zij dienen dus intermitterend, niet continu. Gedurende het verblijf onder de wapenen zijn zij aan de krijgstucht en de krijgswet onderworpen. Zeer ten onrechte verwart men soms een volksleger met een volkswapening ( levée en masse) of een gewapende burgerwacht.