m., het trekken van vogels naar andere streken op geregelde tijden en langs vaste routes.
Circa twee derde van de broedende vogelsoorten uit West-Europa trekt periodiek weg. De trek geschiedt in een breed front; verdichtingen (stuwingen) kunnen op bepaalde plaatsen optreden door geografische omstandigheden. De Noordzeekust b.v. is een stuw, die graag gevolgd en slechts bij een sterke trekdrang dwars overgevlogen wordt. De trek kan ’s nachts of overdag, bij sommige soorten ’s nachts èn overdag, plaatsvinden. Per etmaal worden in het algemeen geen zeer grote afstanden afgelegd, maar de totale afstand kan zeer groot zijn. Vele in het hoge noorden broedende vogelsoorten trekken naar Australië, Zuid-Afrika en het zuiden van Zuid-Amerika.
De trek verloopt in het algemeen niet op zeer grote hoogten. In het algemeen wordt door de trekvogels hetzelfde broedgebied jaar in jaar uit bezocht; ook bezoeken de meeste trekvogels steeds weer hetzelfde winterkwartier.
De trekvogel trekt niet uit gebrek aan voedsel, of gedwongen door de koude, maar de trek is het gevolg van een periodiek optredend instinct. Dit blijkt alleen al hieruit dat vele soorten al in de zomer naar de winterkwartieren trekken. Zeer merkwaardig is dat de trekvogels niet alleen een bepaalde richting kunnen volgen (kompasgericht oriëntatievermogen), maar ook hun broedgebied kunnen terugvinden vanuit voor hen volkomen onbekende streken, waarheen zij, na op het nest gevangen te zijn, vervoerd werden. Dit plaatsgerichte oriëntatievermogen geldt ook voor het winterkwartier. Het eerstgenoemde vermogen, waarbij de trekvogel gebruik maakt van de zonnestand, stelt hem in staat naar zijn broedgebied of winterkwartier te vliegen. Raakt hij echter door een of andere omstandigheid ver uit zijn koers, dan kan hij altijd nog van zijn plaatsgericht oriëntatievermogen gebruik maken om zijn broedgebied of winterkwartier terug te vinden.
Sommige zeer ingewikkelde trekroutes kunnen hierdoor echter niet verklaard worden. Bij het onderzoek van de vogeltrek maakt men gebruik van het ringen van vogels, en ook met behulp van radarapparatuur zijn de laatste tijd veel trek gegevens verzameld.
LITT. G.J.van Oordt, Vogeltrek (1960); L.Tinbergen, Vogels onderweg (2e dr. 1962); E.Eastwood, Radar ornithology (1967); G.V.T.Matthews, Bird navigation (1968); E.Schüz, Grundriss der Vogelzugskunde (1971).