I. o. (-en),
1. vloeibare stof, vloeistof: het uit de vrucht geperste het edele vocht, wijn; geestrijk vocht, sterkedrank;
2. niet-stromende vloeistof; water in dampvorm of in iets anders opgenomen: alle vezelstoffen trekken vocht aan uit hun omgeving;
II. v./m./o., vochtigheid: de muur is zwart van het vocht.