m. (vloten),
1. het totaal aantal schepen van een land, zowel die voor de koopvaardij (handelsvloot) als voor de marine; (in engere zin) de oorlogsvloot;
2. een aantal te zamen varende, dezelfde koers volgende of bijeenliggende schepen;
3. al de vliegtuigen van een luchtvaartmaatschappij.
Een oorlogsvloot bestaat uit een aantal zeer uiteenlopende typen van schepen (en vliegtuigen), die elk voldoen aan de eisen van een specifieke opdracht. Derhalve variëren zij in bewapening, beschermingsuitrusting, actieradius, snelheid en aantal bemanningsleden. De kern van de vloot vormen de zware schepen ( zie schip, OORLOGSSCHEPEN), die tegelijk de kracht van het offensief, alsook het centrum van het weerstandsvermogen vormen (slagen vliegkampschepen, kruisers, onderzeeboten enz.). Daarnaast is een aantal lichtere schepen nodig ter begeleiding, die behalve een directe oorlogstaak (mijnen opruimen b.v.), ook een andere opdracht hebben (reparatie-, vracht-, troepentransportschepen enz.), en tenslotte heeft men als sluitstuk de landingsvaartuigen en aanverwante schepen. De effectieve samenstelling van een vloot wordt bepaald door de tactische situaties die uit een opdracht kunnen voortkomen. De moderne technische ontwikkelingen, m.n. de lange-afstandsraket en satellietverkenning schijnen de belangrijkheid van grote en dus kwetsbare oppervlakteschepen te verminderen.