o. (vliezen),
1. dun, niet-gepigmenteerd weefsel, membraan, vel: vliezen om de spieren; de vliezen in een ei; (bij planten) omhulsel van of afscheiding in vruchten en zaden of delen daarvan;
2. (schape)vacht, ook de samenhangende afgeknipte wol; verder: laag katoen e.d.;
3. membraan, niet als deel van een organisme, b.v. het vel over een slaginstrument;
4. dun gestold of anderszins min of meer vast geworden laagje op een vloeistof, b.v. een vel op afgekoelde gekookte melk.
