(vervolgde, heeft vervolgd),
1. verder volgen: de reis vervolgen, verder reizen;
2. voortzetten, voorgaan met: zijn studie vervolgen; wordt vervolgd, zal voortgezet worden;
3. najagen: de vijand vervolgen; (fig.) lastig, hinderlijk zijn; het ongeluk scheen hem te vervolgen;
4. aanklagen: wegens oplichting vervolgen;
5. nagaan, naspeuren: (ook) onder controle houden, b.v. een patiënt vervolgen na zijn genezing.