visserij door trawlers in de noordelijke wateren, zoals bij Ijsland of in de Barentsz Zee. In de periode tussen de beide wereldoorlogen kwam de vis (kabeljauw, koolvis, roodbaars) daar in zo grote dichtheid voor, dat een lange reisduur toch lonend was.
Pogingen om de Ned. verre visserij na 1945 te doen herleven, hadden weinig succes: de lange reisduur maakte de vangst ten opzichte van die op de Noordzee onrendabel. Het afkondigen van visserijzones, eerst door Ijsland en later door Noorwegen, sloot tenslotte het gebied af.