bn.,
1. kwijtgeraakt;
2. niet opgemerkt worden: in de menigte verloren gaan; hun roepen ging in het stormgeloei verloren;
3. wat men moet derven, niet meer bezit; daar is niet veel aan verloren, het verlies geeft geen merkbare schade;
4. vergeefs, nutteloos: moeite, tevergeefs gedane; een ogenblik, uur, ogenblik waarin men niets dringends te verrichten heeft; geen tijd laten gaan, direct handelen;
5. zedelijk verdwaald, gevallen: de zoon; (voor eeuwig) verloren zijn of gaan, verdoemd zijn, raken.