Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Vaticaans concilie

betekenis & definitie

(ook: Vaticanum), benaming voor twee rooms-katholieke algemene concilies, gehouden in het Vaticaan.

EERSTE VATICAANS CONCILIE (1869—70)

20e oecumenische concilie, gehouden te Rome, bijeengeroepen door paus Pius IX om de moderne dwalingen uit het rationalisme en liberalisme te bestrijden en de kerkelijke wetgeving te vernieuwen. De convocatie verscherpte de tegenstelling tussen ultra-montaanse en liberale katholieken. Het onbehagen van de laatsten werd aangewakkerd door de Civilta Cattolica van 6.2.1869, die schreef dat vele Franse katholieken hoopten dat het concilie de pauselijke onfeilbaarheid zou definiëren. Daarmee kwam de onfeilbaarheidskwestie, waaraan het oorspronkelijke concilieprogramma nauwelijks aandacht had besteed, in het brandpunt te staan.

Van de 40 schemata die waren voorbereid, werden er slechts zeven besproken, waarvan er twee als officiële constituties werden uitgevaardigd.

Bij de opening van het concilie op 8.12.1869 waren 774 (van de 1084) stemgerechtigden aanwezig. Op 24.4.1870 werd de tegen het rationalisme gerichte constitutie Dei Filius eensgezind aangenomen en door de paus gepromulgeerd. De meerderheid had ondertussen bewerkt dat een tekst over de pauselijke onfeilbaarheid aan het schema De Ecclesia (Over de Kerk) werd toegevoegd en dat dit gedeelte vóór de andere delen zou worden afgehandeld. De voorlopige stemming over dit document luidde: 451 vóór, 88 tegen, 62 onder voorbehoud vóór. Na een vergeefse poging om van de paus bepaalde tekstwijzigingen te verkrijgen, verlieten ca. 60 bisschoppen Rome, om bij de eindstemming geen ‘neen’ te moeten uitbrengen. Het dogma werd 18.7.1870 definitief aangenomen (533 vóór, 2 tegen) en door Pius IX onmiddellijk gepromulgeerd.

Vanwege het uitbreken van de Frans-Duitse Oorlog en de bezetting van Rome door de Italianen, werd het concilie 20.10.1870 voor onbepaalde tijd verdaagd. Het dogma der pauselijke onfeilbaarheid veroorzaakte het schisma van deoud-katholieke kerken. Onderzoek naar de totstandkoming van dit omstreden dogma heeft de gangbare interpretatie ervan genuanceerd.

LITT. H.Rondet, Vatican I (1962); R.Aubert, Vatican I (1964); J.von Senestrey, Tagebuch vom 1. Vatikanischen Konzil (1977; uitg. met comm. door K.Schatz); R.Aubert, M.Guéret en P.Tombeur, Concilium Vaticanum I (1977).

TWEEDE VATICAANS CONCILIE (1962—65)

21e oecumenische concilie, gehouden te Rome. Op 25.1.1959 kondigde paus Johannes XXIII aan dat hij een algemeen concilie wenste samen te roepen met het oog op een vernieuwd en aan de moderne tijd aangepast geloofsleven (aggiornamento); hij sprak tevens de hoop uit dat aldus het herstel van de christelijke eenheid zou worden bevorderd. Kerstmis 1961 werd het concilie bijeengeroepen. Bij de opening op 11.10.1962 waren er van de meer dan 3000 stemgerechtigden 2500 aanwezig (bij de slotzitting 2392). Voorts waren er waarnemers van de niet-rooms-katholieke christelijke gemeenschappen. Ruim 200 theologen namen als deskundigen (periti) deel. Tijdens de vier zittingsperioden werden 168 vergaderingen gehouden. Tijdens de eerste zittingsperiode (1962) werden de schemata over de liturgie, de openbaringsbronnen, de publiciteitsmedia, de eenheid van de christenen en de Kerk besproken. Paus Paulus VI opende de tweede zittingsperiode (sept.—dec. 1963), waaraan ook leken als toehoorders deelnamen. Tijdens de debatten in verband met de schemata over de Kerk, de bisschoppen en het oecumenisme tekende zich een progressieve meerderheid af. De zittingsperiode werd besloten met de definitieve stemming en promulgatie van de constitutie over de liturgie en het decreet over de sociale publiciteitsmedia. Tijdens de derde zittingsperiode (sept.—nov. 1964), waarop voor het eerst vrouwen en waarnemers van de patriarch van Konstantinopel aanwezig waren, werden drie schemata afgehandeld en op 21.11.1964 gepromulgeerd: de dogmatische constitutie over de Kerk en de decreten over het oecumenisme en de oosterse katholieke kerken. De resterende schemata werden verder besproken, in stemming gebracht en gepromulgeerd tijdens de vierde zittingsperiode (sept.—dec. 1965): drie decreten (over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, over de aangepaste vernieuwing van het religieuze leven en over de priesteropleiding) en twee verklaringen ( over de christelijke opvoeding en over de houding van de Kerk ten opzichte van de niet-christelijke godsdiensten); de dogmatische constitutie over de openbaring en het decreet over het lekenapostolaat; de pastorale constitutie over de Kerk in de wereld van deze tijd, de decreten over de missie-activiteiten van de Kerk en over het ambt en het leven van de priesters, alsook de verklaring over de godsdienstvrijheid. Op 8.12.1965 werd het concilie besloten. Met het oog op de toepassing en voortzetting van het concilie waren inmiddels reeds verscheidene maatregelen getroffen, o.a. de oprichting van debisschoppensynode.

De confrontatie van de officiële leer van de Rooms-Vaticaans Concilie. Katholieke Kerk met moderne stromingen binnen en buiten de Kerk is heilzaam geweest. Belangrijk waren de benadrukking van de collegialiteit van paus en bisschoppen, het decreet over de oecumenische beweging en de verklaring over de godsdienstvrijheid. Belangrijke concrete zaken zijn onvoldoende besproken gelaten, zoals de geboortenregeling en het priesterlijk celibaat. Zie Rooms-Katholieke Kerk, GESCHIEDENIS.

LITT. Het Concilie, samengesteld door de red. van Kath. Archief (6 dln. 1962-66); X. Rynne, Letters from Vatican City (4 dln. 1963-66); V. Heylen e.a., Het concilie in kort bestek (1966); H. Jedin, Vaticanum II und Tridentinum (1968); G. Berkouwer, Nabetrachting op het concilie (1968).