[Lat., één getuige is geen getuige], de regel in het burgerlijk recht en strafrecht dat de verklaring van één getuige, zonder aanvullend bewijsmateriaal van elders, geen voldoende bewijs oplevert. Dit bewijsrechtelijke beginsel heeft in Nederland praktisch weinig betekenis, omdat het naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad alleen geldt voor het bewijs van de hele tenlastelegging, terwijl elk onderdeel door één getuige kan worden bewezen.
Bovendien is er een belangrijke uitzondering: het procesverbaal van een opsporingsambtenaar (zijn getuigeverklaring) is voldoende bewijs.