[Eng.], m. (—s), oorspronkelijk vertrouwensman, een persoon of orgaan waaraan iemand (of een groep van personen) de behartiging van zijn (hun) belangen toevertrouwt, b.v. als beheerder, curator, executeur.
Men treft de trustee-figuur aan in tal van financiële familieaangelegenheden en in gevallen van beheer van vermogens voor een ander. De trustee beschikt over alle beheersbevoegdheden die nodig zijn voor een goede uitoefening van zijn functie; voor verlies door nalatigheid is hij aansprakelijk.
O.a. in Nederland zijn tal van trustkantoren/trustmaatschappijen ontstaan.
Het uitoefenen van de trustee-functie als afzonderlijk bedrijf deed in Nederland zijn intrede in 1891 met de oprichting van de Ned.Trustmaatschappij. In het effectenbedrijf is de trustee veelal een
administratiekantoor, trustmaatschappij, soms firma of bank, speciaal belast met de behartiging van de belangen van obligatiehouders tegenover de debiteur. De inschakeling van een trustee of trustkantoor is noodzakelijk bij hypothecaire obligaties waarbij de hypothecaire inschrijving wordt gesteld ten name van de trustee die de obligatiehouders vertegenwoordigt. De verhouding tot de trustee, alsmede rechten en verplichtingen van de trustee, worden in de trustakte geregeld.