Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Trouvère

betekenis & definitie

m. (—s), Noord-Frans dichter-componist die de Provençaalse troubadours navolgde (12e—13e eeuw).

In tegenstelling tot de troubadours, die in de langue d’oc schreven, gebruikten de trouvères de langue d’oïl. De verspreiding van deze dichtkunst is vooral te danken aan Eleonora van Aquitanië en haar dochters Maria van Champagne en Alix van Blois. Over de hoofse liefde (hoofsheid) liepen de opvattingen van troubadours en trouvères uiteen. Eerstgenoemden zagen de (veelal getrouwde) vrouw als een hoog verheven, onbereikbare gebiedster. Volgens de trouvères echter kon de hoofse liefde met wederliefde worden beloond. De moraal van hun poëzie was aan de christelijke opvattingen aangepast.

Tot de bekendste dichters behoorden Chrétien de Troyes, Conon de Béthune, Gace Brulé, Blondel de Nesle, Thibaut IV de Champagne, Adam le Bossu en Colin Muset. De kunst van de trouvères deed ook in Duitsland en de Nederlanden haar invloed gelden (o.a. Hendrik van Veldeke). In de liedboeken zijn ruim 2000 melodieën van de trouvères bewaard gebleven.

LITT. J.Frappier, Vues sur les conceptions courtoises dans les littératures d’oc et d’oïl aux XIIe siècle (1959); F.Igli, Troubadours et trouvères (1960); H.van der Werf, The chansons of the troubadours and trouvères (1972).