Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Timmermans

betekenis & definitie

Leopoldus Maximilianus Felix, Vlaams schrijver, *5.7.1886 te Lier, ♱24.1.1947 te Lier. Timmermans wilde aanvankelijk schilder worden; hij illustreerde veel van zijn werk zelf.

In 1906 debuteerde hij met de dichtbundel Door de dagen. In 1910 verscheen het sombere Schemeringen van den dood; Timmermans verkeerde toen in een geloofscrisis, die hem uiteindelijk terugvoerde naar het rooms-katholicisme. Zijn hervonden levensvreugde uitte hij in zijn bekendste roman Pallieter (1916). Hij beschreef hierin, evenals in zijn latere boeken, het Vlaamse volksleven in een realistische, soms idealiserende stijl, vol warmte en kleurige beeldenrijkdom, en doortrokken van een ongecompliceerde, levensblije godsdienstigheid. Tussen de wereldoorlogen was Timmermans de meest gelezen Vlaamse auteur. Naast proza en poëzie schreef hij ook toneel.

Werken: romans: Het kindeke Jezus in Vlaanderen (1917), De pastoor uit den bloeyenden wijngaerdt(1924), Boerenpsalm (1935); verhalen: De zeer schone uren van juffrouw Symforosa, begijntjen (1918), Het keerseken in den lanteern (1924), De harp van Sint-Franciscus (1932), Ik zag Cecilia komen (1938), Minneke Poes (1943); biografieën: Pieter Brueghel (1928), Adriaan Brouwer (1948); toneel: (met E. Veterman) En waar de ster bleef stille staan(1924), De hemelsche Salomé (1930); poëzie: Adagio (1947).LITT. M.Gilliams, In memoriam Timmermans (1947); L.Timmermans, Mijn vader (1951); L.Vercammen, F.Timmermans (1971); J.de Ceulaer, Kroniek van F.Timmermans (1972).