Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Timbre

betekenis & definitie

[Fr.], o. (-s), (ook: klankkleur, klankkarakter), die eigenschap van een toon, m.n. van muziekinstrumenten en de menselijke stem, die daaraan het karakteristieke verleent.

Kwalificaties van geluiden zoals scherp, hol enz. corresponderen akoestisch met een bepaalde spectrale samenstelling ervan, d.w.z. aantal, frequentie en sterkteverhouding van grondtoon en boventonen. Een mengsel van oneven harmonischen (frequentieverhouding 1:3:5:7 ...), zoals voorkomt in de tonen van klarinetten en gedekte orgelpijpen, klinkt hol; de tonen van de meeste strijk- en blaasinstrumenten bevatten tevens even harmonischen (frequentieverhouding 1:2:3:4 ...) en klinken helder; de meeste slaginstrumenten produceren niet-harmonische boventonen, wat hun klank metalig maakt. Bij het herkennen van muziekinstrumenten speelt behalve het timbre ook de sterktetoename van de diverse harmonischen bij de inzet een grote rol, b.v. een bandopname van pianomuziek is bij achterstevoren afdraaien nauwelijks te herkennen (klinkt ongeveer als een harmonium). Van de meeste muziekinstrumenten is het timbre het resultaat van de filterende werking van de resonator (klankbodem e.d.). De eigenlijke trillingsbron (snaar, riet e.d.) levert een veel boventoonrijker signaal dan uiteindelijk het oor bereikt.

< >