Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Tatra

betekenis & definitie

(Pools, Tsjechisch: Tatry), gebergte op de grens van Polen en Tsjechoslowakije, onderdeel van de Centrale Karpaten. De Tatra bestaat uit twee massieven, de Hoge Tatra en de Lage Tatra, van elkaar gescheiden door een tektonische insnijding, lopend van Rozomberok tot Poprad.

De Hoge Tatra heeft het voorkomen van een hooggebergte. Aan de westzijde verheft het zich met een steile helling (ca. 600 m) boven het uit dolomiet bestaande Prosesnogebergte; aan de zuidzijde rijst het steil op met toppen van meer dan 2600 m (Gerlachovsky Piek, 2663 m). Aan de noordzijde bereikt de Hoge Tatra ruim 2000 m. Ten westen van de lijn Jalovecki-Palenica bestaat het bergland uit mesozoïsche gesteenten, ten oosten daarvan uit granieten, aan de noordrand liggen kalken. In de ijstijd is de Hoge Tatra bedekt geweest met gletsjers. Hieraan dankt zij het alpiene karakter.

De voet van de Hoge Tatra en de dalen zijn bebost. Sterk toenemend toerisme, m.n. wintersport. De Lage Tatra ligt geheel in Tsjechoslowakije en vertoont identieke karaktertrekken als de Hoge Tatra, maar is minder hoog (hoogste top Dumbier, 2045 m).

< >