o., chorea magna, danswoede.
Het tarantisme was in de middeleeuwen een min of meer epidemisch (1021, 1278, 1375, 1418) optredend verschijnsel, waarbij mensen dansten tot het schuim op de mond stond, krampaanvallen kregen en tenslotte neervielen. Zij beweerden visioenen te hebben, trokken van plaats tot plaats en staken hoe langer hoe meer mensen aan. Zij baden daarbij tot Sint-Johannes (johannesdansen in de Rijnstreek, 14e eeuw) en Sint-Veit (vandaar sint-vitusdans). Men geloofde aan duivelse invloed, en had er allerlei straffen tegen ingesteld. Ook werd tarantisme wel toegeschreven aan de beet van een tarantel.